0179
11-09-2011
MALMALUM
Semna van Ooy
Beeldend Kunstenaar
Deelcollectie: De Bijbel

Genesis 3.1

Van alle in het wild levende dieren die God gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ ‘Jullie zullen helemaal niet sterven’ zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’

Daar is het dus allemaal begonnen. Door van de verboden vrucht te eten plaatste de mens zich naast God. Hoewel het woord appel niet valt in de bijbel, is de appel wel het zinnebeeld geworden voor de verleiding en het kwaad. De oorspronkelijke tekst in het Hebreeuws spreekt van een vrucht. Er is altijd gegist naar welke vrucht dat precies geweest moet zijn. Granaatappel en kweepeer zijn waarschijnlijker maar in alle iconografie wordt echter zonder pardon een appel afgebeeld. Het gebruik van de appel als de verboden vrucht vindt zijn oorsprong in de oude Latijnse vertaling van de bijbel, het Vulgaat. Het woord appel, malum, is in het Latijn namelijk hetzelfde als het woord voor kwaad of onheil. Twee loten aan dezelfde stam.

Ik wilde voor het ruimtelijk manuscript een “echt” ding maken. Eén op één, op ware grootte, geen schaalmodel maar een gebruiksvoorwerp. De mal voor de appel gaat aan de appel vooraf. Zonder mal geen appel en zonder appel geen verhaal.

De mal vóór het afgietsel, als ruimtelijk negatief van de appel en de beet. Het kwaad is reeds geschiet en eindeloos geschikt voor reproductie.
-SVO

Semna van Ooy

Video making off